Weinig mensen hebben er een idee van hoelang de fiets al bestaat. 150 jaar geleden was hij er nog niet maar hij bestaat nu toch al meer dan een eeuw. Voor de voorlopers van de fiets moet je wel verder terug.
De loopfiets
De fiets zoals we die nu kennen is stapje voor stapje ontwikkeld. De voorloper van de moderne fiets is gebouwd door de Duitse baron Von Drais. Hij verbond twee houten wielen met een houten balk. Er zat een primitief stuur op waarmee je het voorwiel kon draaien. In het midden van de houten balk zat een soort zadel. Als je daar op ging zitten kon je je met je voeten op de grond afzetten. Op een vlakke ondergrond kon je er een behoorlijke snelheid mee halen. Maar o wee als er kuilen en bobbels in de weg zaten. En remmen ging ook niet echt. Aangenaam toeren is anders. Deze loopfiets stamt uit 1818. Hij wordt "draisine" genoemd.
De vélocipède of bottenrammelaar
Pas veel later in de 19e eeuw komt een Fransman op het idee om trappers aan het voorwiel te maken. Deze fietsen hadden net als de draisine een soort karrenwielen: dikke houten spaken en een houten velg met een ijzeren hoepel er om heen. Erg prettig fietsen was dat niet. De wegen waren nog niet zoals nu van glad asfalt. De meeste verharde wegen bestonden uit keien (kasseien, kinderkopjes) dus je werd behoorlijk door elkaar geschud. Dit soort fietsen werd "vélocipède" genoemd. Deze fiets had ook een bijnaam: de "bottenrammelaar" (Engels: "boneshaker").
Om sneller vooruit te komen werden de voorwielen steeds groter gemaakt. Het was nog een hele kunst om op het zadel te komen en te blijven. Je kon er lelijk mee vallen. Het voorwiel van deze fiets was ongeveer anderhalve meter hoog. Hij werd "hoge bi" genoemd. Op vlakke wegen kon je daarmee een flinke snelheid bereiken. De pedalen zaten aan het voorwiel. Elke keer als de pedalen een keer rond gaan, gaat ook het enorme voorwiel een keer rond. Dus iedere keer dat de benen van de fietser een keer rond gingen, legde de fietser ongeveer 3,5 meter af.
De "veiligheidsfiets"
Aan het eind van de 19e eeuw bedacht iemand dat het veel handiger was om de wielen met een ketting aan te drijven. De fietser zit op een zadel op een metalen frame dat verbonden is met twee even grote wielen. De pedalen zijn met een ketting verbonden met het achterwiel. Dat reed veel prettiger en was een stuk veiliger. Daarom kreeg dit model de naam "veiligheidsfiets". Deze fiets lijkt al heel veel op onze moderne fiets.
De laatste belangrijke uitvinding voor de fiets is de luchtband. De hoge bi en de veiligheidsfiets hadden banden van massief rubber. In 1888 vond de Ierse veearts John Dunlop de luchtdichte holle band uit. Dat reed meteen een stuk prettiger. Fietsen was niet langer meer een hobbelige bedoening.
(Verkort overgenomen van Kennisnet.nl)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten